Studiegids

nl en

Beleid 1: Beleids- en Besluitsvorming

Vak
2011-2012

Het vak Beleid 1 gaat over twee cruciale fasen in de beleidscyclus: agendasetting (de processen die ertoe leiden dat een probleem op de politieke agenda komt) en de besluitvorming (het tot stand komen van beleid). Bij wijze van plaatsbepaling: Beleid 1 bouwt voort op Bestuurskunde I (waar de beleidscyclus en verschillende visies op beleid zijn geïntroduceerd) en bereidt voor op Beleid 2 (beleidsuitvoering) en 3 (beleidsevaluatie en feedback). In samenhang gezien bieden Beleid 1, 2 en 3 een overzicht van de ontwikkeling en de belangrijkste inzichten en verschillende theorieën van de beleidswetenschap.
Agendasetting is een belangrijk onderwerp in de beleidstheorie. Voordat een probleem als wetsvoorstel in de Tweede Kamer aan de orde komt, is er een lange maatschappelijke en politieke discussie aan vooraf gegaan. Van alle problemen, belangen, verlangens en doeleinden die er in de Nederlandse samenleving leven, worden er uiteindelijk maar een klein aantal vertaald in politieke besluitvorming. Hoe gaat dat selectieproces in zijn werk? Welke maatschappelijke groeperingen spelen daarin een rol? Wat moet er gebeuren voordat een probleem politieke aandacht krijgt? Wat is de rol van de media hierin? Welke beelden en vertogen spelen een rol in het proces van probleemformulering? Het boeiende van deze fase is dat beleidsmakers er weinig invloed op kunnen uitoefenen. Maar de manier waarop een maatschappelijk probleem uiteindelijk geformuleerd wordt, heeft grote invloed op de aard van de mogelijke beleidsoplossingen.
In de analyse van beleidsvorming vormt het (onhaalbare) ideaal van perfecte rationaliteit het vertrekpunt. Dit ideaal van rationele kennis en de daarop gebaseerde rationele besluitvorming vormt de grondslag voor verschillende besluitvormingsmodellen. Wij laten zien dat dit ideaal niet altijd houdbaar is in de praktijk en beleidsvorming geen zuiver instrumentele activiteit is. Beleid wordt gemaakt door actoren in een maatschappelijke en politieke omgeving. Vaak, maar niet uitsluitend, is dat de staat – die overigens zelf ook weer bestaat uit talloze elkaar beconcurrerende bestuurslagen en bestuursorganisaties. In de moderne, postindustriële samenleving zijn talloze andere maatschappelijke groeperingen echter ook nauw betrokken bij beleidsvorming, waarbij het bedrijfsleven een geprivilegieerde plaats inneemt. Op welke wijze deze groeperingen een rol spelen in de beleidsvorming is een van de vragen die centraal staat in het eerste deel van de collegecyclus. Waar verschillende maatschappelijke groeperingen met de overheid deelnemen aan beleidsvorming speelt macht onvermijdelijk een rol. Wie zijn zin kan doordrukken en wie de overhand heeft in de stoelendans van botsende belangen, hoe macht de beleidsvorming beïnvloedt, zijn eveneens onderwerpen van aandacht in deze cyclus.
Om dit alles in kaart te brengen zullen tijdens de hoor- en werkcolleges verschillende perspectieven op besluitvorming de revue passeren, te beginnen met het rationele keuze model dat tevens de grondslag vormt voor de meer economische gerichte public choice benadering voor besluitvorming. Lindblom laat met zijn theorie over incrementalisme zien dat rationeel handelen niet altijd mogelijk is. Het belang van groepen in besluitvorming wordt via het pluralisme en corporatisme besproken. Binnen deze perspectieven en als aanvulling hierop komen enkele belangrijke actoren binnen het besluitvormingsproces aan bod: de bureaucratie, publieke leiders (politiek danwel ambtelijk) en de media.